donderdag 25 april 2013

Geloof in de samenleving: het wantrouwen voorbij

Wie het rapport ‘Geloof in de samenleving’ van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA ter hand neemt, ondergaat een adembenemende reis in de wereld van religie en samenleving. Aan de hand van veel tabellen en nog meer analyses en beschouwingen krijgt de reiziger een heel goed beeld van het landschap dat onze samenleving heet.
De auteurs steken hun belezenheid niet onder stoelen of banken; elke bladzijde vertoont een stroom aan voetnoten met verwijzingen naar gezaghebbende (en natuurlijk minder gezaghebbende) auteurs van diverse pluimage: men treft er een keur van filosofen aan, van theologen, sociologen en natuurlijk politicologen. De literatuurlijst is imponerend lang.

Het valt oprecht te hopen, dat dit werk, waarvan ik hier bewust geen samenvatting ga geven, zijn weg vindt binnen alle afdelingen en geledingen van het CDA en ver daarbuiten. Het is vanuit christendemocratische invalshoek beschreven, maar ook binnen de andere grote politieke stromingen vinden dezelfde discussies plaats over de plaats van religie in het politieke speelveld, en daar zou dit rapport een meer dan nuttige functie kunnen vervullen. Dit rapport verdient het dat er ooit een PvdA-blad of een VVD-magazine uitkomt waarin het van harte wordt aanbevolen; dat zou pas echte winst zijn.

Tot zover de mijns inziens terechte lovende woorden. Maar er doemt iets anders aan de nabije horizon op. Het CDA heeft, zo wordt wel gezegd, het meest benijdenswaardige wetenschappelijke instituut. Respectabele hoogleraren, al dan niet lid van de partij, nemen deel aan dit soort veelomvattende en diepgravende publicaties. Maar voor wie?

Het is heel lastig om een CDA-standpunt af te leiden uit dit rapport. Dat komt misschien omdat het bol staat van de verwijzingen naar de christendemocratie, zodat het voor de hand lijkt te liggen. Maar toch: wat wordt de gemiddelde CDA’er geacht te denken over het onbedwelmd ritueel slachten of het schrappen van het verbod op smadelijke godslastering? De aanbevelingen achter in het rapport zijn aanbevelingen voor de overheid of eventueel voor de samenleving; maar niet specifiek voor de eigen achterban.

Er staat een enorm belangrijk verkiezingsjaar voor de deur. Dit rapport kan daar helaas geen rol bij spelen, althans niet zonder een aantal vertaalslagen. Dat is een gemiste kans.
Voorts lijdt het rapport aan hetzelfde als het CDA in het algemeen. Men zie de beschrijving van de kaderbijeenkomst in Brabant (Trouw, 19 april 2013) onder de titel: “De glimlach is terug bij het CDA”. Het verhaal van Van Haersma Buma, dat oppositie voeren betekent, dat je zonder al te veel risico’s veel vaker ‘ja’ kunt zeggen tegen het eigen programma, is op zich wel waar, maar dat betekent niet dat het de partij veel winst gaat opleveren. Net zo min als een gedegen rapport over geloof in de samenleving. Daarom doet de vraag zich steeds nadrukkelijker voor: voor wie is dit rapport eigenlijk?

Hoe goed bedoeld ook: met een buitengewoon goed rapport en een onderstreping van het eigen programma komt het CDA de klappen uit het recente verleden niet te boven. Het lijkt wel alsof de wetenschappers en de politici in het CDA allemaal geconcentreerd zijn op het hele kleine beetje wat nog over is: we zijn toch goed bezig! Ja, dat is zo, maar het trekt vooralsnog geen hordes kiezers. Die houden zich namelijk niet zozeer bezig met het rapport van het WI, of met de gevolgen van de heisessies van de fractie, maar met heel andere dingen.

Een enkele aanbeveling kan mogelijk illustreren wat ik bedoel. In de bijlage Letter & Geest van 20 april stond een artikel over Alex Brenninkmeijer, de nationale ombudsman. Deze man onderstreept de juistheid van de stelling dat dit land ten onder gaat aan wantrouwen en controle. De overheid gaat primair uit van de noodzaak om de inwoners van dit land te wantrouwen. In de rechtspraak geldt, althans nog op papier, het adagium dat iedereen onschuldig is tot het tegendeel bewezen is. De praktijk van het overheidshandelen lijkt omgekeerd: iedereen wordt ervan verdacht  mogelijk fraudeur te zijn, totdat uit uitvoerige controles het tegendeel blijkt.

Dat wantrouwen is inmiddels diep geworteld in alle overheidsorganen, ook en misschien juist in de Tweede Kamer. De ene wet struikelt over de andere om mogelijke misstanden in de samenleving nu eens en voor altijd op te lossen. En dat wantrouwen bepaalt onder andere, dat uitingen van godsdienst bestreden moeten worden, want o wee als de overheid eens een te groot vertrouwen zou uitstralen in de groepen en individuen die iets anders nastreven dan strikt seculiere en publieke belangen. Dan zou de overheid wel eens in het eigen zwaard van het wantrouwen kunnen vallen. En er moet dan ook wetgeving komen om dat te voorkomen.

Alex Brenninkmeijer is een betere volksvertegenwoordiger dan de meeste parlementariërs: hij weet wat er leeft onder de mensen, hij schrijft dat op, en presenteert zijn bevindingen aan de Kamer. Die er vervolgens niets mee doet.

Als het CDA en zijn Wetenschappelijk Instituut zich zouden laten leiden door de bevindingen van onze nationale Ombudsman, zou de politieke realiteit er volstrekt anders uit kunnen gaan zien. Dan zouden ook de problemen en vraagstukken van het rapport ‘Geloof in de samenleving’ voorzien worden van een dimensie die direct werkbaar is en wordt in de praktijk van alledag: bestrijd het overheidswantrouwen, bestrijd de controledwang.
Een  samenleving waarin mensen elkaar primair vertrouwen en waarin de overheid dat ook doet, is een samenleving die in ieder geval het CDA zou kunnen nastreven. Dat past bij de breedte van het partijprogramma en de eigen visie op geloof en samenleving.
Het lijken twee tegengestelde rapporten. Het jaarverslag 2012 van Brenninkmeijer laat vanuit een hoog perspectief een helder en ontluisterend licht schijnen over het overheidshandelen in de hele maatschappij. Dat van het CDA beschijnt vanuit de christendemocratische visie een deel van het overheidshandelen. Het zou mooi zijn, als het CDA de moed heeft om de uitkomsten van Brenninkmeijer een plaats te geven in haar eigen programma. De titel van een nieuw rapport hoeft dan niet eens zo heel erg anders te luiden: “Vertrouwen in de samenleving” is meer dan alleen maar een titel; het is een compleet programma.

Het wantrouwen moet bestreden worden, en als er één partij is die daar op dit moment het meest geschikt voor lijkt, is dat het CDA, juist nu vanuit de oppositie. Het zou geweldig zijn, als er één partij is, die geen enkel wetsvoorstel meer steunt, dat niet gericht is op het wegnemen van wantrouwen. Zoals Brenninkmeijer zegt, is wetgeving vaak niet meer dan het vergroten van het wantrouwen, en dat moet stoppen.

Deze week staan op het programma van de Tweede Kamer onder meer een debat over de kwaliteit van het hoger onderwijs, over de winstcijfers in de zorg (jawel!), over het wijzigen van de tellerstand van auto’s, de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk en bestrijding van de zorgfraude. Als het CDA het geloof in de samenleving wil uitdragen, dan lijken dit uitstekende onderwerpen om te laten zien, dat dat begint bij het herstel van vertrouwen in diezelfde samenleving.

Een combinatie van Brenninkmeijer en het Wetenschappelijk Instituut biedt het CDA wellicht een mogelijkheid om te laten zien dat de weg terug mogelijk is.