zaterdag 21 januari 2012

Dualisering in CDA: vernieuwing op z’n best


Wie wil weten, hoe politiek nieuwe stijl bedreven behoort te worden, moet naar de partij kijken met de oudste wortels in onze parlementaire democratie, het CDA. Met het geruchtmakende congres in 2010 hield de transparantie van deze partij heel Nederland een dag aan de buis gekluisterd. In 2011 waren wederom alle camera’s op een partijbijeenkomst gericht. Ook toen is duidelijk geworden, dat het koekoek-een-zang van de meeste (grotere) partijen bij het CDA tot het verleden behoort. En nu er een buitengewoon congres, eigenlijk een oversized nieuwjaarsreceptie wordt gehouden, vangt de partij wederom ieders aandacht – en terecht.

Het baanbrekende proces heet dualisering. Net zo goed als er tussen een regeringssmaldeel en de gelieerde fractie verschillen kunnen bestaan over bepaalde thema’s, kan dat ook binnen één partij. Want een partij is natuurlijk een optelsom van verschillende onderdelen. Allereerst is een partij altijd een ledenpartij; mensen betalen voor het lidmaatschap in ruil voor de mogelijkheid hun politieke standpunten kenbaar te maken en mee te doen. Ten tweede is er (vanuit landelijk perspectief gesproken) een afvaardiging van CDA-leden in de Tweede Kamer. Vandaaruit worden coalitie- en andere bondgenootschappen gesloten, deals gemaakt en beleid geformuleerd, waarin het CDA- standpunt zo goed mogelijk naar voren komt. En ten derde zijn er de leden met regeringsverantwoordelijkheid, die zich aan een heel helder geformuleerd coalitieakkoord moeten houden. Omdat in ons land de regerende en uitvoerende macht niet geheel gescheiden zijn, worden de laatste twee groepen vaak onder één noemer gebracht.

Binnen het CDA is volstrekt duidelijk geworden, dat de periode van eenheidsworst achter de rug is. Zo’n structuur is niet meer van deze tijd.

De leden in de Tweede Kamer en de regering moeten zich voor een groot deel laten leiden door de programma’s die in het verleden (2010) zijn afgesproken. De leden van de partij zelf, de beroemde 70.000, vormen niet langer het sluitstuk van beleid, maar de oorsprong ervan. Leden gaan met elkaar, het bestuur, regering en Kamer in gesprek over het beleid dat thans wordt uitgevoerd, en waar de noodzaak tot vernieuwing is gelegen. Daarbij is niet een reeds bestaand document, zoals een coalitieakkoord of regeringsprogramma bindend, maar een document dat ofwel nog niet bestaat, ofwel voortdurend in ontwikkeling is, te weten het nieuwe verkiezingsprogramma.

Bezig zijn met de uitvoering van bestaand beleid en tegelijkertijd met de leden in discussie blijven over vernieuwing en evaluatie: dat is het dualisme binnen het CDA, en daarin is de partij voor zichzelf en voor de hele parlementaire democratie helder en verfrissend nieuw. Het zal wel ernstig wennen zijn voor veel critici en collega’s, en er zal wel veel jaloezie ontstaan over zoveel openheid en duidelijkheid, maar dat laat onverlet, dat hier een sterk punt ligt van het zich vernieuwende CDA. Je kunt Verhagen niet aanspreken op de wens van een meerderheid op een congres: hij is verantwoordelijk voor het regeringsbeleid en de rol van het CDA aldaar. Je kunt Peetoom niet verantwoordelijk houden voor strijdigheden tussen de wens van het congres en de afspraken binnen de regering. En Van Haersma Buma is verantwoordelijk voor een goede controle van de regering en voor nauw overleg met de partij, en staat als het ware op de brug tussen deze twee lijnen. Hoeveel helderheid wil je hebben?

Verhagen omarmt met zijn verklaringen eerder deze maand deze analyse. Er is geen plaats voor één leider, te meer omdat dat in het CDA altijd de gekozen lijsttrekker is. Tot aan de komende verkiezingen is er in het CDA sprake van een triumviraat, en dat is in historisch perspectief een beloftevolle periode.
Groeien gaat niet vanzelf: het CDA zal met vallen en opstaan deze nieuwe weg moeten gaan bewandelen. En als je de voortekenen goed op je in laat werken, moet je wel tot de conclusie komen, dat dat een weg omhoog zal zijn. Er komen nog twee congressen aan dit jaar, naar verwachting weer even inhoudsvol, spectaculair en vernieuwend, zoals we inmiddels gewend zijn. Het nieuwe dualiserende CDA staat in de steigers, wen er alvast maar aan.

Jan de Visser
Maassluis
----------
Jan de Visser is oud-wethouder, advocaat, voorm. kandidaat-voorzitter voor het CDA, en schrijver van het boek Herkenbaar anders: het CDA 2.0

maandag 16 januari 2012

Limburg symbool voor het nieuwe CDA


In Limburg schijnen stemmen op te gaan om een katholieke en conservatieve zusterpartij van het CDA op te richten, of liever gezegd om een gedeelte van de partij af te splitsen en zelfstandig door te laten gaan.

Ergens anders in de partij klinkt nu al kritiek op het rapport van de commissie-Hertaling, en wel over het begrip compassie. Dat is een prima begrip voor een CDA’er, maar niet voor het CDA als politieke beweging.

Sommige  leden van de partijtop worden hier zenuwachtig van; ten onrechte. Deze mogelijkheden maken eenvoudigweg deel uit van het CDA-nieuwe stijl. Ik neem de eerste groep als voorbeeld.

Na 21 januari worden er tal van bijeenkomsten gehouden naar aanleiding van de presentaties van aankomende zaterdag. Daar kunnen alle ideeën, opmerkingen, kritiekpunten en wijzigingsvoorstellen gelanceerd worden. Maar daar stopt het niet mee. De nieuwe structuur van de partij is zodanig, dat iedereen permanent kan bijdragen aan veranderingen. Laat “Limburg” een stevige groep gaan vormen, via bijeenkomsten, netwerkgroepen, Facebook-clubs enz. enz. Laat vandaaruit voortdurend geluiden horen richting de partij over de richting, de inhoud, het doel en de methode van de partij.

Er komt een zgn. permanent politiek platform, dat zich, zoals de naam al aangeeft, voortdurend en uitsluitend bezighoudt met wat er in de partij leeft, groeit en broeit. Het overleg tussen “Limburg” dat platform kan precies datgene opleveren, wat men wenst: invloed op de inhoud en de koers van de partij. Het is niet nodig daarvoor af te splitsen of een onderafdeling te creëren. Het CDA-nieuwe stijl moet het van dit soort groeperingen juist hebben.

Niet langer legt de partij van bovenaf op welke koers individuele leden moeten varen, maar seinen individuele leden of groepen van leden naar de partijtop uit waar het heen moet. De partij moet niet links, moet niet rechts, maar moet van onderop gevoed en gedragen worden.

Limburg heeft de mogelijkheid om de rest van het CDA te laten zien, hoe het CDA-nieuwe stijl werkt. Ik ben benieuwd!

maandag 9 januari 2012

Een Brinkman-faal?



Een paar dagen moest het op me inwerken: zou Brinkman werkelijk Ruth Peetoom hebben gevraagd of zij Maxime Verhagen tot partijleider wilde benoemen? Ik kan het me bijna niet voorstellen. Als het werkelijk zo is, moet Brinkman …

Ten eerste: er is maar één partijleider, en dat is degene die voor de TK-verkiezingen als lijsttrekker is gekozen.  Jan-Peter Balkenende dus. Na diens vertrek was die positie dus vacant. En het is eenvoudigweg niet mogelijk om een nieuwe lijsttrekker te kiezen: de Kamer is allang geïnstalleerd, opengevallen plaatsen worden ‘uit de lijst’ opgevuld, en meer smaken zijn er niet. Zelfs als er zich het uitzonderlijke geval voor zou doen, dat alle kandidaten een andere baan zouden vinden, of om andere redenen uit de Kamer zouden vertrekken, dan kunnen er geen mensen van buiten de lijst in de Kamer benoemd worden. Dus: geen verkiezingen, geen lijsttrekker. Mij lijkt, dat ook iemand als Brinkman dit wel weet.

Ten tweede: het is ook volstrekt helder dat het aanwijzen van een partijleider, lijsttrekker, kandidaat-Kamerlid oid., voorbehouden is aan het partijcongres. Dat weet iedereen, ook Brinkman. Wie het congres wenst te omzeilen, krijgt het tegen zich; einde discussie. Mocht Brinkman bedoeld hebben, dat Peetoom het congres deze vraag had moeten voorleggen, dan is hij op zijn wenken bediend: het congres heeft zich hierover uitgesproken. Alleen het congres wijst zo’n leider aan. Jammer voor Brinkman.

Ten derde: Brinkman speelt wel een hoog machtsspel als hij Peetoom met deze vraag confronteert. Een ‘nee’ betekent een enorm gezichtsverlies voor deze ervaren politicus. Als hij dat risico genomen heeft, weet hij ook wat de gevolgen zijn voor een ‘nee’ in de verhouding tussen de partijvoorzitter en de fractie in de Eerste Kamer. Een eventueel ‘ja’ zou betekend hebben, dat niemand van deze actie-Brinkman had vernomen, omdat er binnen de partij een enorm gekonkel zou zijn losgebarsten over dit onderwerp, waarbij Ruth het had moeten ontgelden, en er voor Brinkman geen positie overbleef.

Ten vierde, een beetje het vervolg hierop: Of het nu een ‘ja’ of een ‘nee’ zou worden, het zou altijd een versterking van de positie van Peetoom met zich meebrengen. Door haar de vraag voor te leggen, heeft hij ook het proces en de regie aan haar uit handen gegeven. Nu geloof ik veel van wat er over Brinkman wordt beweerd, maar dit niet.

En daarom: ik kan me niet voorstellen, dat Brinkman …