zondag 15 september 2013

Franciscus of Carolus: het verschil tussen geloof en theologie


De afgelopen dagen hebben we een korte vakantie gehouden. En kort of niet: er viel veel achterstallig leeswerk in te halen. Zo zaten Carel ter Linden’s “Wat doe ik hier in Godsnaam” en Francis Spufford’s “Dit is geen verdediging” in de boekenkist.

Wie deze boeken wil lezen, kan dat volgens mij het best in bovenstaande volgorde doen. Eerst word je door Carel te Linden tot een soort religieuze en spirituele atheïst omgedoopt, en dan krijg je via een snelle, humoristische en grondige onderdompeling in de overwegingen van een niet-theoloog honderdduizend redenen om gewoon of beter gezegd enthousiast christen te blijven.

Carel gelooft niet meer in een schepper, maar wel in de God van Israël. Waar die laatste vandaan komt, blijft vaag: het is eigenlijk alleen maar de God van de verhalen; meer niet. Die God van Israël en de bijbelverhalen heeft op zich niets te maken met het ontstaan van het leven, ook niet met het leven hier en nu, laat staat met het leven na de dood. De evolutietheorie heeft volgens Carel sterkere papieren dan het geloof van het oude joodse volk, dus kan er geen God zijn die de dingen gedaan heeft die in Genesis 1 beschreven staan.
Bidden is een innerlijk gesprek, verbonden met die God van Israël. Die God is dus niet de God die volgens de joodse psalm ‘hemel en aarde’ gemaakt heeft, of trouw blijft aan het werk zijner handen, maar je kunt je wel met Hem verbonden voelen. En die God, hoe gek het ook klinkt, die God is nog niet af, maar vormt wel 'het Essentiële' (compleet met hoofdletter) voor het bestaan. Mooier en diepzinniger wordt het niet.

Francis Spufford neemt het in zijn boek op tegen de nieuwe atheïsten zoals Richard Dawkins, maar het is tegelijkertijd veel meer dan dat. Het is geen verdediging, geen apologie, althans dat verraadt de titel. Het laat zich raden dat het evenwel niet anders is dan één sterk betoog waarin allerlei argumenten zijn opgenomen ten faveure van het christendom.

Anders dan vele critici van het christendom begint Spufford niet met een betoog over God, maar met een verhaal over mensen. En mensen zijn zondig. Alleen, als je dat zo zegt, ben je het grootste gedeelte van je publiek al kwijt, want: wat is zonde? En zeker in het Engels: wat is ‘sin’? De meeste Engelse reclameteksten met het woord ‘sin’ erin gaan over erotiek, drank of chocola. Spufford geeft het verschijnsel een andere naam: het is de menselijke neiging om dingen te verkloten, en hij kort dat verschijnsel in zijn boek dan ook steevast af tot de MNoDtV. Daarna komen tal van typisch christelijk begrippen langs met soortgelijke onorthodoxe benamingen. Vergeving presenteert Spufford in een hoofdstuk onder de titel: het Internationale Verbond van Schuldigen.
Verrassend en verhelderend van begin tot eind.

 
Wie het boek van Carel ter Linden wil lezen, moet het vooral niet laten. Maar lees daar dan wel Francis Spufford achteraan – dat verheldert veel, misschien met name wel over het verschil tussen een theoloog en een gelovige.

vrijdag 3 mei 2013

Biddende moslims in Parijs


In de beelden van deze video zien we biddende moslims die de straten van Parijs bevolken. Volgens sommigen moet er hard opgetreden worden tegen deze uitwassen van islamisering, want als we niet oppassen, wordt ook hier binnenkort de sharia ingevoerd.

Aan christenen zouden nooit deze rechten worden toegekend, zo zegt de voice-over, en er worden protesten georganiseerd tegen de toenemende macht van de islam.

Iemand stuurde mij deze link toe met de klemmende vraag in chocoladeletters: “Is this coming to you, the US and your neighborhood?? Wake up people!!” 

Nog steeds houd ik moeite met het veroordelen van biddende mensen, en na al die decennia van zgn. toenemende invloed van de islam zie ik geen toename van hun daadwerkelijke invloed in het maatschappelijke leven of in de politiek. Nog geen 10% van de Kamerleden is allochtoon, laat staan moslim – de laagste score sinds jaren.

Waar zijn de biddende christenen? Waar zijn de openbare centra voor godsontmoeting?

Natuurlijk snap ik de angst voor het radicalisme en het fundamentalisme, en natuurlijk moeten we te allen tijde waakzaam zijn. Ik word bang van steniging en van de ontwikkelingen in Syrië en de rest van het Midden-Oosten. En het is eenvoudig zo, dat er in Frankrijk altijd een gespannen verhouding heeft bestaan met Marokko, dat nog maar sinds 1956 onafhankelijk is geworden van de Franse overheersing. Zie onze verhouding met de Molukken.

Maar bang? Nee, bang ben ik niet.

donderdag 25 april 2013

Geloof in de samenleving: het wantrouwen voorbij

Wie het rapport ‘Geloof in de samenleving’ van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA ter hand neemt, ondergaat een adembenemende reis in de wereld van religie en samenleving. Aan de hand van veel tabellen en nog meer analyses en beschouwingen krijgt de reiziger een heel goed beeld van het landschap dat onze samenleving heet.
De auteurs steken hun belezenheid niet onder stoelen of banken; elke bladzijde vertoont een stroom aan voetnoten met verwijzingen naar gezaghebbende (en natuurlijk minder gezaghebbende) auteurs van diverse pluimage: men treft er een keur van filosofen aan, van theologen, sociologen en natuurlijk politicologen. De literatuurlijst is imponerend lang.

Het valt oprecht te hopen, dat dit werk, waarvan ik hier bewust geen samenvatting ga geven, zijn weg vindt binnen alle afdelingen en geledingen van het CDA en ver daarbuiten. Het is vanuit christendemocratische invalshoek beschreven, maar ook binnen de andere grote politieke stromingen vinden dezelfde discussies plaats over de plaats van religie in het politieke speelveld, en daar zou dit rapport een meer dan nuttige functie kunnen vervullen. Dit rapport verdient het dat er ooit een PvdA-blad of een VVD-magazine uitkomt waarin het van harte wordt aanbevolen; dat zou pas echte winst zijn.

Tot zover de mijns inziens terechte lovende woorden. Maar er doemt iets anders aan de nabije horizon op. Het CDA heeft, zo wordt wel gezegd, het meest benijdenswaardige wetenschappelijke instituut. Respectabele hoogleraren, al dan niet lid van de partij, nemen deel aan dit soort veelomvattende en diepgravende publicaties. Maar voor wie?

Het is heel lastig om een CDA-standpunt af te leiden uit dit rapport. Dat komt misschien omdat het bol staat van de verwijzingen naar de christendemocratie, zodat het voor de hand lijkt te liggen. Maar toch: wat wordt de gemiddelde CDA’er geacht te denken over het onbedwelmd ritueel slachten of het schrappen van het verbod op smadelijke godslastering? De aanbevelingen achter in het rapport zijn aanbevelingen voor de overheid of eventueel voor de samenleving; maar niet specifiek voor de eigen achterban.

Er staat een enorm belangrijk verkiezingsjaar voor de deur. Dit rapport kan daar helaas geen rol bij spelen, althans niet zonder een aantal vertaalslagen. Dat is een gemiste kans.
Voorts lijdt het rapport aan hetzelfde als het CDA in het algemeen. Men zie de beschrijving van de kaderbijeenkomst in Brabant (Trouw, 19 april 2013) onder de titel: “De glimlach is terug bij het CDA”. Het verhaal van Van Haersma Buma, dat oppositie voeren betekent, dat je zonder al te veel risico’s veel vaker ‘ja’ kunt zeggen tegen het eigen programma, is op zich wel waar, maar dat betekent niet dat het de partij veel winst gaat opleveren. Net zo min als een gedegen rapport over geloof in de samenleving. Daarom doet de vraag zich steeds nadrukkelijker voor: voor wie is dit rapport eigenlijk?

Hoe goed bedoeld ook: met een buitengewoon goed rapport en een onderstreping van het eigen programma komt het CDA de klappen uit het recente verleden niet te boven. Het lijkt wel alsof de wetenschappers en de politici in het CDA allemaal geconcentreerd zijn op het hele kleine beetje wat nog over is: we zijn toch goed bezig! Ja, dat is zo, maar het trekt vooralsnog geen hordes kiezers. Die houden zich namelijk niet zozeer bezig met het rapport van het WI, of met de gevolgen van de heisessies van de fractie, maar met heel andere dingen.

Een enkele aanbeveling kan mogelijk illustreren wat ik bedoel. In de bijlage Letter & Geest van 20 april stond een artikel over Alex Brenninkmeijer, de nationale ombudsman. Deze man onderstreept de juistheid van de stelling dat dit land ten onder gaat aan wantrouwen en controle. De overheid gaat primair uit van de noodzaak om de inwoners van dit land te wantrouwen. In de rechtspraak geldt, althans nog op papier, het adagium dat iedereen onschuldig is tot het tegendeel bewezen is. De praktijk van het overheidshandelen lijkt omgekeerd: iedereen wordt ervan verdacht  mogelijk fraudeur te zijn, totdat uit uitvoerige controles het tegendeel blijkt.

Dat wantrouwen is inmiddels diep geworteld in alle overheidsorganen, ook en misschien juist in de Tweede Kamer. De ene wet struikelt over de andere om mogelijke misstanden in de samenleving nu eens en voor altijd op te lossen. En dat wantrouwen bepaalt onder andere, dat uitingen van godsdienst bestreden moeten worden, want o wee als de overheid eens een te groot vertrouwen zou uitstralen in de groepen en individuen die iets anders nastreven dan strikt seculiere en publieke belangen. Dan zou de overheid wel eens in het eigen zwaard van het wantrouwen kunnen vallen. En er moet dan ook wetgeving komen om dat te voorkomen.

Alex Brenninkmeijer is een betere volksvertegenwoordiger dan de meeste parlementariërs: hij weet wat er leeft onder de mensen, hij schrijft dat op, en presenteert zijn bevindingen aan de Kamer. Die er vervolgens niets mee doet.

Als het CDA en zijn Wetenschappelijk Instituut zich zouden laten leiden door de bevindingen van onze nationale Ombudsman, zou de politieke realiteit er volstrekt anders uit kunnen gaan zien. Dan zouden ook de problemen en vraagstukken van het rapport ‘Geloof in de samenleving’ voorzien worden van een dimensie die direct werkbaar is en wordt in de praktijk van alledag: bestrijd het overheidswantrouwen, bestrijd de controledwang.
Een  samenleving waarin mensen elkaar primair vertrouwen en waarin de overheid dat ook doet, is een samenleving die in ieder geval het CDA zou kunnen nastreven. Dat past bij de breedte van het partijprogramma en de eigen visie op geloof en samenleving.
Het lijken twee tegengestelde rapporten. Het jaarverslag 2012 van Brenninkmeijer laat vanuit een hoog perspectief een helder en ontluisterend licht schijnen over het overheidshandelen in de hele maatschappij. Dat van het CDA beschijnt vanuit de christendemocratische visie een deel van het overheidshandelen. Het zou mooi zijn, als het CDA de moed heeft om de uitkomsten van Brenninkmeijer een plaats te geven in haar eigen programma. De titel van een nieuw rapport hoeft dan niet eens zo heel erg anders te luiden: “Vertrouwen in de samenleving” is meer dan alleen maar een titel; het is een compleet programma.

Het wantrouwen moet bestreden worden, en als er één partij is die daar op dit moment het meest geschikt voor lijkt, is dat het CDA, juist nu vanuit de oppositie. Het zou geweldig zijn, als er één partij is, die geen enkel wetsvoorstel meer steunt, dat niet gericht is op het wegnemen van wantrouwen. Zoals Brenninkmeijer zegt, is wetgeving vaak niet meer dan het vergroten van het wantrouwen, en dat moet stoppen.

Deze week staan op het programma van de Tweede Kamer onder meer een debat over de kwaliteit van het hoger onderwijs, over de winstcijfers in de zorg (jawel!), over het wijzigen van de tellerstand van auto’s, de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk en bestrijding van de zorgfraude. Als het CDA het geloof in de samenleving wil uitdragen, dan lijken dit uitstekende onderwerpen om te laten zien, dat dat begint bij het herstel van vertrouwen in diezelfde samenleving.

Een combinatie van Brenninkmeijer en het Wetenschappelijk Instituut biedt het CDA wellicht een mogelijkheid om te laten zien dat de weg terug mogelijk is.

vrijdag 1 maart 2013

Malaise rond het Europese Parlement


De malaise rond het Europese Parlement was de inzet van een interessante avond op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Een door dat Ministerie gefinancierde instelling, de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken heeft eind vorig jaar een stuk geproduceerd waarin de regering min of meer hardhandig duidelijk gemaakt wordt, dat ze de relatie tussen de nationale overheid en het Europees Parlement moet versterken en in haar eigen voordeel kan en moet gebruiken.

Het antwoord van de regering laat nog even op zich wachten, maar dat heeft deze Adviesraad er niet van weerhouden om samen met het instituut Clingendael en de Europese Beweging Nederland een avond te beleggen rond dit advies.

Normaal gesproken zou dat moeten uitlopen op een avond met pittige stellingen, heldere suggesties en duidelijke afspraken.

Maar helaas.

Zelfs het uitgelezen gezelschap van deze avond kwam niet verder dan enig gestuntel. De discussie had moeten verlopen aan de hand van een aantal stellingen, maar verder dan één stelling kwamen we niet, en die was nog zo ambigue als de opvattingen over Europa als zodanig: Haagse politici hebben geen belang bij het debat in Brussel.

Gert-Jan Segers van de ChristenUnie vertelde dat hij bij elk onderwerp dat over Europa gaat contact heeft met de CU-afgevaardigde in het Europees Parlement. Bas Eickhout, Europarlementariër voor GroenLinks was genuanceerd in zijn mening. Maar belangrijke antwoorden en oplossingen kwamen er niet.

Volgens Eickhout is de EU niet zo complex: er zijn drie instellingen en als je die goed uit elkaar weet te houden, kom je een heel eind. Daar had-ie een punt. Pauw (of juist Witteman) gaf er onlangs blijk van niet te weten dat Van Rompuy voorzitter is van de Europese Raad, laat staan dat hij weet wat het verschil is tussen de Raad en de Commissie; misschien dat hij weet wat het Europees Parlement is.

Voor de Pauwianen of Wittemannen onder de lezer(s):
  • Het Europees Parlement wordt gekozen door de Europese stemgerechtigde inwoners van de lidstaten – door u en mij dus. De voorzitter van dat Parlement, de Europese Van Miltenburg dus, is Martin Schulz.
  • De Europese Commissie is te vergelijken met ons kabinet: daar zitten de commissarissen in (commissie – commissarissen, snapt u?). Daar wordt het beleid gemaakt, dat door het Europese Parlement wordt goedgekeurd. De Nederlandse commissaris is Neelie Kroes, en de voorzitter van deze club ‘ministers’ is José Manuel Barosso.
  • In de Europese Raad zitten alle regeringsleiders of regerende staatshoofden: Merkel, Hollande, Rutte, Di Rupo, Cameron enz.

Enfin, weten we dat ook weer.

Volgend punt: ca. 60% van alle wetten die ons leven beheersen, komen rechtstreeks uit Brussel. Die wetten hoeven in het algemeen slechts een goedkeuringswet van ons landelijke parlement, en klaar is Kees. Daaruit zou de verwachting kunnen voortkomen, dat het nationale parlement zich bescheiden opstelt ten opzichte van Brussel, maar dat is niet zo goed waarneembaar. Sterker nog, het lijkt er vaak op, dat Haagse politici zich dit gegeven niet eens realiseren.
En daarmee was stelling 1 correct bevonden: Haagse politici trekken zich te weinig aan van het debat in Brussel, omdat ze daar geen (electoraal) belang bij hebben.

Waar ik een beetje op hoopte, en waar ik heel erg op zat te wachten, was een begin van een antwoord op de vraag, hoe al die mensen die op het Ministerie bijeen waren, zich gaan inzetten voor een actie om de onontkoombaarheid van ‘Europa’ positief te gaan benaderen. Maar dat kwam er niet van.
In volgende blogs hoop ik dat thema verder op te pakken.

Enkele nuttige links (los van Wikipedia):
Over Gert-Jan Segers (oud-plaatsgenoot overigens): Twitter @gertjansegers en www.christenunie.nl
Over Bas Eickhout: www.baseickhout.eu
Over de Adviesraad zie  www.AIW-Advies.nl, en het advies waar het hierboven over ging staat op http://bit.ly/XHhT2O